Ontslag op staande voet en het recht op loon 

Het huidige ontslagrecht roept voor zowel werkgevers als werknemers veel vragen op. Een van deze vragen is in het voordeel van de werkgever beantwoord door de rechter. De vraag die in dit artikel centraal staat is of de werknemer recht heeft op loon bij een ontslag op staande voet.

Ontslag op staande voet van werknemer

Een werknemer die op staande voet wordt ontslagen kan het ontslag aanvechten door de rechter ervan te overtuigen dat het ontslag op staande voet onterecht is. In dat geval vordert de werknemer vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. Omdat er in Nederland een hoge mate van ontslagbescherming is worden veel gevallen van ontslag op staande voet teruggedraaid door de kantonrechter. De werkgever kan besluiten om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de kantonrechter.

Loon over de periode van de rechtszaken

Stel dat de werkgever hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de kantonrechter waarin het ontslag op staande voet in eerste instantie is vernietigd. Dat betekent dus dat het ontslag op staande voet achteraf terecht was gegeven. De vraag die beide partijen dan stellen is of de werkgever loon verschuldigd is over de periode tussen de uitspraak van de kantonrechter en de uitspraak van het hof.

Uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft bepaald dat de werkgever geen loon verschuldigd is over de periode waarin er uiteindelijk is bepaald dat het ontslag op staande voet terecht was. De reden hierachter is dat de werkgever anders financieel benadeeld wordt door toedoen van de rechtspraak. Dit betekent dat het aanvechten van ontslag op staande voet een extra risico met zich meeneemt voor de werknemer. Door een ontslag op staande voet aan te vechten riskeert de werknemer dat hij geen recht heeft op loon over de periode waarin er geprocedeerd wordt over de geldigheid van het ontslag op staande voet.

Bijzondere omstandigheden

Onder omstandigheden kan de werknemer toch aanspraak maken op loon. De werknemer moet wel kunnen aantonen dat er bijzondere omstandigheden zijn waardoor hij wel in aanmerking komt voor loondoorbetaling. De bewijslast ligt wel bij de werknemer.